Zwemdiploma C

zwemdiploma-c

Het C diploma geven wij alleen in de vorm van een garant cursus van rond de 12 lessen en 40 minuten per les. Heeft uw kind meer tijd nodig om goed en veilig het C diploma te halen, dan mag hij/zij kosteloos door in een nieuwe C ronde. Ook hier zullen we ALTIJD met 2 docenten op de groep staan, met maximaal 14 kinderen in de groep.

Uitvoeringseisen ZWEMDIPLOMA – survival C

Gekleed in zwemkleding, shirt met lange mouwen, vest, lange broek, schoenen en een jas

  1. Te water met een val achterwaarts, waarna de zwemmer 15 seconden rechtop gaat watertrappen. Er wordt een bal in het water gegooid op een afstand van ongeveer 2 meter. De zwemmer zwemt naar de bal en werpt deze naar de dichtstbijzijnde persoon op de kant.
  2. Aansluitend wordt een erkende borstslag (voorkeur: schoolslag) over een afstand van 100 meter gezwommen: rond de 50 meter trekt de zwemmer de jas al zwemmend uit. Vervolgens zwemt de zwemmer onder een mat door, klimt op een volgende mat, verlaat deze met een rol voorwaarts en zwemt aansluitend een erkende rugslag (voorkeur: enkelvoudige rugslag) over een afstand van 75 meter, waarbij de laatste 50 meter een bal meegenomen dient te worden (voorkeur: kopgreep).
  3. Bij de kant aangekomen, wordt de bal aan een op de kant staande persoon afgegeven en klimt de zwemmer op de kant zonder gebruik te maken van een trap.
  4. Te water met een kopsprong, waarbij de zwemmer geheel onder water dient te gaan. Vervolgens oriënteert de zwemmer zich onder water door iets te pakken, aan te raken of ergens doorheen te zwemmen. Dit voorwerp bevindt zich op 8 meter van de kant, op een minimale diepte van 1,25 meter.
  5. De zwemmer vervoert, door middel van een zwemnoodle/rescue tube, een medezwemmer als ‘drenkeling’ over een afstand van 15 meter naar de kant. De afstand tussen de drenkeling en de redder moet ruim genoeg zijn, zodat ze elkaar niet vast kunnen pakken.
  6. Twee zwemmers zitten op een boot en vallen er vanaf (achterwaarstse rol). De boot drijft weg. Eén zwemmer speelt de rol van ‘drenkeling’ de ander die van ‘redder’. De redder zwemt naar de kant en klimt via een mat uit het water, pakt een werpzak/touw, gooit deze naar de drenkeling en trek hiermee de drenkeling naar de kant.
  7. De zwemmer springt door een grote band in het water, zwemt onder water naar een volgende mat of een platliggend zeil met gat en klimt daarop. Omdat ‘oevers af kunnen brokkelen’ beweegt de zwemmer met een rollende techniek over de mat/zeil met gat om vervolgens op de kant te klimmen.

Gekleed in zwemkleding

  1. Zwem op tempo in een erkende zwemslag een afstand van 25 meter.
  2. Te water met een schredesprong of hurksprong en terugzwemmen naar de kant. Zwem vervolgens 50 meter in erkende rugslagen (enkelvoudige rugslag, rugcrawl) en 50 meter in erkende borstslagen (schoolslag, borstcrawl), waarvan minimaal 15 meter borstcrawl.
  3. Met een rechtstandige sprong te water en vervolgens over een afstand van 2 meter op de rug wrikken in de richting van het hoofd, daarna 2 meter in de richting van de voeten. Vervolgens 30 seconden gelijkzijdig watertrappen, 30 seconden ongelijkzijdig watertrappen, waarna nog 20 seconden met de benen stil en alleen.

Go To Top